De regeringscommunicatie over het coronavirus kan beter. Mensen denken verschillend, communiceren anders. Dat geldt voor communicatie in het algemeen en dus ook voor communicatie rond het coronavirus. Sommigen zullen de regels volgen als de richtlijnen gedetailleerd en helder zijn. Anderen zullen meedoen als ze zien dat de mensen die zij kennen, of die hen sympathiek zijn, meedoen. Er zijn mensen die in het algemeen, en zeker in het begin van de pandemie als alles nog nieuw is, wel zo ongeveer mee willen doen, maar die niet letten op details. En je hebt mensen die eerst willen weten welke autoriteit op grond van welk wetenschappelijk bewijs de richtlijnen heeft opgesteld. We hebben het hier niet over degenen die het bestaan van het virus in zijn geheel ontkennen, maar over de meerderheid van de mensen die het gevaar van het virus en de gevolgen daarvan wel zien. Als de regering dus over dit onderwerp wil communiceren, bijvoorbeeld om mensen ervan te overtuigen zich te laten inenten, is het zaak om rekening te houden met die verschillen, we noemen dat breinvoorkeuren.
Voor de Ondernemingsraad geldt dat ook: hou rekening met verschillen als je wilt communiceren met de achterban, zowel wat betreft de inhoud van de communicatie als de vorm. Onze breinvoorkeuren zijn namelijk mede bepalend in hoe we ons uiten en hoe we benaderd willen worden. Beter communiceren betekent dus beter op de communicatie-voorkeuren van anderen afstemmen – oftewel: de taal van de ander spreken.
In de overlegvergadering met de bestuurder heeft u ook meer kans op succes om de bestuurder te beïnvloeden met uw OR-voorstel als u de taal van de bestuurder spreekt. Uiteraard zonder in te leveren op wat u inhoudelijk wilt bereiken. Het helpt als de OR-leden en de bestuurder elkaars breinvoorkeuren kennen.
コメント